Utrecht, 23 maart 2021
Standpunt werkgroep SLE/APS van SANL en ARCH-APS m.b.t. AstraZeneca-COVID19-vaccin bij APS- en SLE-patiënten
In de afgelopen weken is er een aantal casus van sinustrombose en/of diffuus-intravasale stolling kort na toediening van het AstraZeneca-COVID19-vaccin gemeld. Omdat dit beeld vooral leek te ontstaan bij vrouwelijke patiënten onder de 55 jaar en de incidentie – zij het nog steeds zeer laag – hoger lijkt te zijn dan het gemiddelde voorkomen van deze aandoeningen in de algemene bevolking, is met name onder antifosfolipidensyndroom-patiënten en –behandelaars de vraag ontstaan of het vaccin veilig toegediend kan worden. In een gezamenlijke spoedvergadering van de werkgroep SLE/APS van SANL en ARCH-APS op 22 maart 2021 zijn wij tot de volgende conclusies gekomen:
- Er is geen reden om aan te nemen dat het AstraZeneca-COVID19-vaccin bij patiënten met het antifosfolipidensyndroom (APS) en/of systemische lupus erythematodes (SLE) leidt tot een toename van stollingsproblematiek
- Het mechanisme dat leidt tot stollingsproblemen – activatie van bloedplaatjes door specifieke (anti-PF4)-antistoffen – is in meerdere onafhankelijke laboratoria bevestigd en staat los van antisfosfolipidenantistoffen
- Het AstraZeneca-vaccin kan veilig aan patiënten met APS en/of SLE worden toegediend
Achtergrond:
Aanleiding:
Bij de EMA zijn 18 casus met sinustrombose en 7 casus met diffuus-intravasale stolling gemeld na toediening van het AstraZeneca-vaccin (op een totaal van ongeveer 2 miljoen vaccinaties). De trombose trad 4–16 dagen na vaccinatie op; de meerderheid van de patienten was vrouw en jonger dan 55 jaar
Voorgesteld mechanisme
Intussen is in een aantal onafhankelijke laboratoria (Duitsland, Engeland, Italië, Noorwegen) bevestigd dat de kliniek gecorreleerd is aan het ontstaan van een beeld dat lijkt op heparine-geïnduceerde trombocytopenie (HIT), maar dan zonder eerdere blootstelling aan heparine-preparaten. Na vaccinatie worden er anti-PF4-antistoffen geproduceerd, die, analoog aan HIT, massale trombocytenactivatie via de Fc-receptor induceren. Deze HIT-mimicry is eerder beschreven door Warkentin (Blood 2014;123:3651).
Standpunt beroepsverenigingen
De Nederlandse Internistevereniging (NIV) en de Nederlandse Vereniging van Internisten Vasculaire Geneeskunde (NVIVG) hebben naar aanleiding van dit voorgesteld mechanisme een standpunt opgesteld.
NIV:
- Bij verdenking: HIT-test in te zetten en, in afwachting van de testuitslag, heparine preparaten te vermijden. Antistolling moet dan plaatsvinden met alternatieven zoals b.v. fondaparinux, danaparoid, argatroban of een direct oraal anticoagulans (DOAC) conform het HITT protocol.
- Het is goed om te realiseren dat het risico op deze bijwerking extreem laag is, en dat de EMA op de hoogte is van deze bevindingen bij het geven van het advies omtrent de veiligheid en risico/bijwerking afweging van het AstraZeneca vaccin.
NVIVG/Duitse vereniging voor trombose en hemostaseonderzoek:
- De positieve effecten van vaccinatie met het AstraZeneca COVID-19-vaccin wegen zwaarder dan de negatieve effecten, zodat de hervatting van vaccinaties met dit vaccin moet worden toegejuicht.
- Vanwege de immunologische genese van sinustrombose, hebben patiënten met een positieve voorgeschiedenis van trombose en/of bekende trombofilie na vaccinatie met het AstraZeneca COVID-19-vaccin geen verhoogd risico op het ontwikkelen van deze specifieke en zeer zeldzame complicatie.
Standpunt werkgroep SLE/APS van SANL en ARCH-APS
- Er lijkt geen relatie tussen het klinische beeld van sinustrombose en/of diffuse intravasale stolling en het voorkomen van antifosfolipidenantistoffen. Mensen met SLE en/of APS lijken geen verhoogd risico te hebben op de vorming van de beschreven anti-PF4-antistoffen.
- Met de huidige informatie zien we geen reden om patiënten met SLE en/of APS niet te vaccineren met het AstraZeneca-COVID19-vaccin.
- Patiënten met APS die behandeld worden met heparine, hebben geen verhoogd risico op het krijgen van stollingsproblemen na het AstraZeneca-vaccin. Heparine kan doorgebruikt worden.
Namens de werkgroep SLE/APS van SANL en ARCH-APS,
Dr. M. Limper, internist – klinisch immunoloog, voorzitter werkgroep SLE/APS van SANL en coördinator ARCH-APS Mw. E.M. van Ommen, internist – nefroloog, secretaris werkgroep SLE/APS van SANL