Behandeling
Vaak wordt begonnen met een ontstekingsremmende corticosteroidcrème.
Dit zijn doorgaans vrij sterke crèmes. In de bijsluiters staan soms waarschuwingen, zoals dat je het niet te lang mag gebruiken, niet in het gelaat, niet rond de ogen, en dat de huid er dun van kan worden. De schade die de ontsteking veroorzaakt, is groter dan eventuele bijwerkingen van de crème. CDLE kan diepe littekens achterlaten, die niet meer genezen. In overleg met de behandelend arts zal de patiënt moeten bepalen hoe vaak, hoe lang en waar precies gesmeerd zal worden. Probeer wel altijd alleen de plekken in te smeren en niet de crème te verspreiden naar de omliggende gezonde huid.
Als de lokale behandeling het ontstekingsproces niet voldoende kan remmen worden geneesmiddelen voorgeschreven zoals Plaquenil (hydroxychloroquine) of prednis(ol)on (een corticosteroïd). Dit zijn zwaardere middelen, waarbij regelmatige controle nodig is.
Bij ernstige vormen en vormen die niet reageren op een klassieke behandeling, wordt soms gebruik gemaakt van Roaccutane en Thalidomide, het beruchte softenon.
Indien ze beperkt zijn, kunnen sommige littekens veroorzaakt door CDLE met behulp van laserbehandeling dan wel pigmenttransplantatie (bij witte littekens) worden verholpen. Deze behandelingen worden alleen gedaan wanneer de ziekte voldoende uitgeblust is.
Met behulp van camouflagetherapie kun je ook de littekens in het gelaat “onzichtbaar” maken. Hiervoor raden wij je aan een afspraak te maken bij een huidtherapeut(e).