Nationale vereniging voor mensen met lupus, APS, sclerodermie en MCTD
Open menu

Klachten

CDLE, ook wel DLE of huidlupus genoemd, is een afkorting voor chronische discoïde lupus erythematodes. Chronisch omdat de plekken niet snel overgaan. Discoïde (= schotelvormig) omdat de plekken op de huid meestal ronde vormen hebben. Lupus (= wolf) omdat het plekken kunnen zijn met een “invretend” karakter, dat wil zeggen dat er door de ontsteking schade aan de huid kan worden aangericht (deuken, onregelmatig oppervlak, littekens). Erythematodes (= rood) omdat de plekken rood zijn.

CDLE wordt beschouwd als een auto-immuunziekte, waarbij een afweerreactie tegen lichaamseigen weefselbestanddelen een rol speelt. Vrouwen hebben meer kans om CDLE te krijgen dan mannen. Bij de meeste CDLE-patiënten blijft de ziekte beperkt tot de huid. Echter, bij 1 tot 5% van de patienten met CDLE ontstaan later ziekteverschijnselen in andere organen en kan de diagnose SLE gesteld worden.

CDLE-plekken presenteren zich vaak als licht jeukende, rode of paarse, iets verdikt aanvoelende, vaak schilferende plekken. Er is een scherpe begrenzing met de normale huid.

De plekken openbaren zich meestal op de zonbeschenen huid, vooral in het gezicht. Andere bekende plaatsen zijn de behaarde hoofdhuid, de hals, de oren, de lippen en het bovenste gedeelte van de voorzijde van de borst (het coeur gebied). Soms komen CDLE-plekken ook voor op de romp of de handen. Wanneer de ontstekingsactiviteit tot rust komt in de CDLE-plekken en dus genezing optreedt, dan kleuren de plekken vaak lichter of donkerder (pigmentverstoring), en blijft littekenweefsel achter waardoor de huid ter plaatse vaak verhard en ingetrokken is. Men spreekt dan van atrofie. Wanneer dit optreedt op het behaarde hoofd of in de baardstreek dan verlittekenen ook de haarzakjes en verdwijnt ter plaatse (permanent) de haargroei met een kale plek als gevolg.

 

Subacute cutane lupus erythematodes (SCLE) betreft een meestal vrij uitgebreide, symmetrisch (dat wil zeggen links en rechts op het lichaam gelijk) op de huid voorkomende uitslag. Het kan gaan om vele roodschilferende kleine ronde, vaak samenvloeiende plekjes of kleine tot grote ringvormige plekken. Vaak zijn de zonbeschenen delen aangedaan (gelaat, hals, nek, romp, onderarmen, handen en vingers). In tegenstelling tot CDLE treden geen littekens of pigmentverschuiving op en kunnen de plekken restloos genezen. De huidplekken kunnen doen denken aan sommige vormen van psoriasis of eczeem.

Bij 10 tot 50% van de patiënten met SCLE gaat de ziekte later over in SLE en vaak kan de diagnose SLE al gesteld worden wanneer de patiënt zich presenteert met SCLE. Het is dus erg belangrijk dat onderzoek naar aanwezigheid van SLE wordt gedaan bij de diagnose SCLE.

SCLE kan ook secundair voorkomen bij patiënten met het Sjögren syndroom (een aandoening die onder andere gekenmerkt wordt door droogte van de ogen en de mond).

 

Oorzaak

Hoewel lupus (CDLE, SCLE, SLE) niet als een erfelijke ziekte moet worden beschouwd, spelen bij het ontstaan van deze en andere auto-immuunziekten een (vaak ingewikkelde) erfelijke aanleg zeker een rol. Naast die erfelijke aanleg zijn bij het ontstaan van auto-immuunziekten omgevingsfactoren belangrijk. Zonlicht lijkt bij het ontstaan van de huidaandoeningen de belangrijkste omgevingsfactor.

Ook algemene factoren zoals stress en angst, infecties, zwangerschap en bepaalde geneesmiddelen kunnen CDLE uitlokken. Ook kunnen de plekken verergeren onder invloed van het UV-licht (afkomstig van de zon of de zonnebank).