Zwangerschap
Invloed zwangerschap op SLE
Tijdens een zwangerschap vinden er grote veranderingen in de hormoonhuishouding plaats. In de eerste maanden neemt vooral de hoeveelheid oestrogeen sterk toe. Juist dit vrouwelijke hormoon heeft veel invloed op SLE: de klachten vlammen er vaak door op. Toch worden de klachten maar bij een derde van de zwangere vrouwen met SLE erger. De klachten zijn er vooral in de eerste zes maanden van de zwangerschap.
Bij een derde van de zwangere vrouwen nemen de SLE-klachten juist af. Bij de rest van de vrouwen zijn er geen opvallende wijzigingen in de activiteit van de ziekte.
Hoe de ziekte zal verlopen tijdens de zwangerschap is niet goed te voorspellen. Wel is het zo dat de kans op het opvlammen van de ziekte kleiner is als de SLE zich in de zes maanden voor de zwangerschap rustig hield. Vandaar dat je het advies krijgt om pas zwanger te worden als de ziekte goed onder controle is en je zes maanden geen tot weinig klachten hebt gehad.
Welke klachten?
Als de klachten verergeren, gaat het meestal om huid- en gewrichtsklachten. Helaas komen ernstiger klachten ook voor. Een verergering van nierklachten komt bijvoorbeeld opvallend vaak voor. Dit is vervelend, omdat je niet alle medicijnen mag gebruiken als je zwanger bent. Daarom is het voor de arts lastig een goede behandeling te vinden. Vaak zijn verschillende onderzoeken nodig om de precieze oorzaak van jouw klachten vast te stellen. De klachten van een nierontsteking lijken op die van zwangerschapsvergiftiging, maar beide aandoeningen moeten op een andere manier behandeld worden.
Extra controles
Om zowel het verloop van de ziekte als van de zwangerschap goed in de gaten te houden, word je regelmatig opgeroepen voor controle. Daarbij vindt onder meer controle van je bloed, urine en bloeddruk plaats.
Invloed SLE op zwangerschap
Van tevoren zal uw arts proberen alle risico’s in kaart te brengen. Een zwangerschap is zwaarder voor het lichaam als u ernstige klachten heeft of als u nog andere, bijkomende aandoeningen heeft. Als deze zaken bij u een rol spelen zullen uw arts en uw gynaecoloog u gedurende de zwangerschap extra scherp in de gaten houden.
Eerder is al aangegeven dat ook vrouwen die de antistoffen anti-SSA in hun bloed hebben extra risico lopen. Ook bij vrouwen met het antifosfolipiden-syndroom is het gevaar dat er iets misgaat groter. Hieronder bespreken we tot welke complicaties deze antistoffen kunnen leiden.
Antifosfolipidensyndroom
Vrouwen met het antifosfolipidensyndroom hebben een grotere kans op een miskraam in de eerste drie maanden van de zwangerschap. Later in de zwangerschap is het mogelijk dat het kindje komt te overlijden in de buik. Ook voor de moeder zelf is de zwangerschap niet zonder gevaren. Het risico op trombose is verhoogd.
Maatregelen
Als u het antifosfolipidensyndroom heeft, moet je gedurende de hele zwangerschap medicijnen gebruiken die ervoor zorgen dat het bloed niet te snel stolt. Meestal schrijven artsen een combinatie van acetylsalicylzuur en heparine voor. Heparine krijg je via een dagelijkse injectie, je kunt dit zelf toedienen. De kans dat je een gezond kindje krijgt is 70 tot 80 procent.
Als nog niet bekend is dat je het syndroom hebt
Niet iedereen die antifosfolipiden in het bloed heeft, krijgt automatisch deze middelen voorgeschreven. Er moet echt sprake zijn van het antifosfolipidensyndroom. Als je in het verleden geen klachten hebt gehad, is er officieel pas sprake van het syndroom als je:
- drie miskramen (in de eerste drie maanden) of een dood kindje in de baarmoeder (in de laatste zes maanden) hebt gehad
- én de antistoffen kunnen worden aangetoond in het bloed.
Misschien vraag je je af waarom niet iedereen met antifosfolipiden uit voorzorg medicijnen krijgt voorgeschreven. Artsen zijn echter terughoudend met het voorschrijven van acetylsalicylzuur en heparine omdat niet goed duidelijk is wat de gevolgen voor de baby zijn. Bij hoge doses acetylsalicylzuur kunnen er afwijkingen ontstaan bij de baby, zoals een ‘open buikje’. Wel geven steeds meer ziekenhuizen het advies om direct bij de eerste zwangerschap met een lage dosis acetylsalicylzuur te starten, als al bekend is dat je deze antistoffen hebt.
Zwangerschapsvergiftiging
Bij het antifosfolipidensyndroom kan ook zwangerschapsvergiftiging ontstaan. De bloeddruk gaat sterk omhoog en het lichaam verliest veel belangrijke eiwitten via de urine. Soms houdt het lichaam veel vocht vast en gaan de nieren minder goed werken.
Als er niet tijdig wordt ingegrepen bij zwangerschapsvergiftiging, kan er een levensbedreigende situatie ontstaan – zowel voor de moeder als voor het kind. De moeder kan onder meer te maken krijgen met epileptische aanvallen. Ook werkt de lever soms niet goed mee en worden er grote hoeveelheden rode bloedcellen en bloedplaatjes afgebroken. Omdat de placenta niet goed meer werkt, kan het ongeboren kindje een zuurstoftekort krijgen. Om dit soort situaties te voorkomen, zijn de extra controles zo belangrijk.
Neonatale lupus
Als je anti-SSA (anti-Ro) antistoffen in het bloed heeft, kunnen er bij je kindje enkele afwijkingen ontstaan. Deze afwijkingen worden samen neonatale lupus genoemd. De belangrijkste kenmerken hiervan zijn huiduitslag en een congenitaal hartblok. Deze kenmerken kunnen apart van elkaar maar ook samen voorkomen.
- De huiduitslag komt vooral voor op het hoofd en de romp, en bestaat uit rode, cirkelvormige plekken. De plekken ontstaan meestal pas een paar weken na de geboorte. De plekken verdwijnen vanzelf weer binnen drie maanden tot een jaar.
- Bij een congenitaal hartblok wordt het hartje niet goed aangestuurd. Daardoor gaat het hartje langzamer kloppen en ontstaat er schade aan het hart. Deze schade is blijvend. Alleen in zeldzame gevallen is de schade zo erg dat het kindje eraan overlijdt. Kinderen met een congenitaal hartblok krijgen later vaak een pacemaker. Tijdens de zwangerschap wordt het hartje van je kindje nauwkeurig in de gaten gehouden.
Als kinderen neonatale lupus hebben, betekent dat niet dat ze SLE hebben.
Komt weinig voor
Hoe afschrikwekkend het congenitaal hartblok ook klinkt, de kans dat je ermee te maken krijgt, is klein. Slechts twee op de honderd vrouwen met anti-SSA krijgen een kindje met een congenitaal hartblok.
Als je eerste kindje neonatale lupus heeft, is de kans bij een volgende zwangerschap wel groter. De kans dat ook je tweede kindje het heeft, is dan twintig procent.
Anti-SSB
Ook bij aanwezigheid van anti-SSB (anti-La) antistoffen kan neonatale lupus ontstaan. De kans is dan echter nog kleiner.
Bevalling en corticosteroïden
Als je lange tijd corticosteroïden hebt gebruikt, is het lichaam niet goed meer in staat om de aanmaak van het eigen bijnierschorshormoon te regelen. In stress-situaties kan dat problemen opleveren: het lichaam heeft dan extra bijnierschorshormoon nodig, maar het lichaam maakt dat dan niet meer aan.
Een bevalling is een stress-situatie: je levert een zware lichamelijke inspanning. Om een eventueel tekort op te vangen, krijg je tijdens de bevalling extra corticosteroïden toegediend.