Wat kun je zelf doen?
Omdat het risico op trombose al is verhoogd, is het belangrijk om de kans op trombose te verkleinen. Zaken die je zelf kunt doen, zijn:
- Stoppen met roken
- Gebruik geen of weinig alcohol
- Zorg voor een blijvend gezond gewicht
- Gebruik gezonde voeding
- Beweeg voldoende
- Gebruik geen 3e generatie-anticonceptiepillen. Sommige experts raden het gebruik van pillen met oestrogenen (orale anticonceptie) helemaal af. Vraag je arts welke vorm van anticonceptie voor jou het beste is.
- Gebruik de voorgeschreven medicijnen precies zoals de arts gezegd heeft.
- Vertel de huisarts, tandarts en specialist dat je antistolling gebruikt. Zeg het ook tegen de pedicure.
- Houd een dagboek of logboek bij. Zo krijg je meer grip op het verloop van je klachten.
- Neem iemand mee bij bezoek aan je (behandelend) arts. De ander kan meeluisteren, of meehelpen je vragen te stellen.
- Bereid een bezoek aan de behandelend arts voor. Bedenk van tevoren welke vragen je wilt stellen en welke klachten je hebt. Denk ook aan de ‘3 goede vragen’. De link staat onderaan deze folder.
Waar moet je nog meer op letten?
In de volgende gevallen is het goed om direct contact op te nemen met je behandelend arts:
- Bij klachten die kunnen wijzen op het ontstaan van nieuwe bloedstolsels. Bijvoorbeeld een rood en gezwollen onderbeen. Deze klachten kunnen soms toch ontstaan, ook bij goed gebruik van de antistollingsmedicijnen.
- Bij een verwonding, een grote blauwe plek, bij hard vallen of bij hard stoten van je hoofd. Door antistollingsmedicijnen kun je gemakkelijker en sneller veel bloed verliezen en is de kans op een hersenbloeding groter.
- Bij verschijnselen van een infectie, zoals koorts. Houd dit goed in de gaten als u middelen gebruikt die het afweersysteem onderdrukken.
- Bij de planning van een ingreep door een chirurg of tandarts. Meestal wil de chirurg of tandarts dat je de antistolling (tijdelijk) stopt. Overleg op tijd met je behandelend specialist of je in plaats van antistolling dan heparine nodig heeft.
- Bij situaties waarin je weinig of niet kan bewegen, zoals een vliegreis, langdurige bedrust of als je een gipsverband om je been hebt. Overleg met je behandelend arts of aanpassing van je medicijnen nodig is.